Watervoerende lagen


Het watersysteem van onze beken bestaat uit inzijggebieden op hogere gronden en de lager gelegen beekdalen waarin water wordt verzameld. De beekdalen in het Drentsche Aa-systeem zijn relatief breed, wat een geologische oorsprong heeft. Dit creëert ruimte voor de ontwikkeling van hooi- en graslandvegetaties met unieke plantensoorten.

Het opwellende water stamt uit verschillende watervoerende lagen, die zich op diverse dieptes bevinden. Het water dat langere tijd in de ondergrond heeft gezeten, vertoont een gevarieerde chemische samenstelling. Zo kan het ene water een hoog kalkgehalte hebben, zoals bijvoorbeeld bij Eexterveld, terwijl een ander water veel ijzer bevat.

Als water kortere tijd in de ondergrond heeft doorgebracht, behoudt het qua samenstelling nog kenmerken van regenwater. Dit type water wordt vaak aangetroffen in kleine zijbeekjes in heidegebieden en wordt ook wel 'stroet' genoemd.

De beken van de Drentsche Aa hebben nog een fascinerend kenmerk: ze zijn niet overal even diep ingesneden. In de middenlopen zijn de beken dieper uitgesleten, soms tot op het niveau waar ze in contact komen met dieper grondwater doordat ondoorlatende bodemlagen zijn verdwenen. Dit fenomeen zorgt voor een interessante dynamiek in de middenloop van de Drentsche Aa.